16 januari 2025

80 Jaar vrijheid

Dit jaar vieren we dat we sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog al weer 80 jaar in vrijheid leven. Het jongetje op de foto uit 1945 staat symbool voor het feit dat er nu voor hem en voor alle kinderen in ons land een mooie toekomst in het verschiet lag.

Deel dit bericht

80 Jaar vrijheid
16 januari 2025

Oorlogsverhaal #2

Op deze site wordt om de 2 weken een verhaal geplaatst van inwoners uit de dorpen van de voormalige gemeente Harenkarspel die de oorlog bewust hebben meegemaakt. Het tweede verhaal is van mevrouw Dekker-Jonas, opgetekend in 1995.

Deel dit bericht

Oorlogsverhaal #2

Het oorlogsverhaal van mevrouw Dekker-Jonas, opgetekend in 1995

Jan en Selma Dekker-Jonas woonden in de oorlogsperiode op de hoek van de Dorpsstraat en de Sportlaan in Tuitjenhorn. Hun huis bestaat niet meer maar stond op de plek waar nu de tuin is van Dorpsstraat 64.

Selma woonde tot haar 12e jaar in Duitsland. Als twaalfjarig weeskind kwam zij, door honger verzwakt, tijdens de eerste wereldoorlog met haar hele klas naar Holland. Zij werd opgenomen in een Nederlands gezin. Vanaf die tijd heeft zij altijd in Nederland gewoond.

Mevrouw Dekker: Door mijn huwelijk met Jan Dekker werd ik genaturaliseerd tot Nederlandse.

Door mijn voorgeschiedenis was ik mij er terdege bewust van dat toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, ik alle mogelijke hulp moest geven aan mensen die het nodig zouden hebben. Ondanks dat ik zelf van Duitse afkomst ben, had ik een grote haat ontwikkeld tegenover de Duitse officieren. Dit werd nog versterkt omdat de Duitsers mij voor de tweede keer een oorlog aandeden.

Een week voordat de oorlog uitbrak, werden op veel strategische punten langs de gemeentegrens borden neergezet die waarschijnlijk tot doel hadden om het Nederlandse leger zo goed mogelijk de weg te wijzen. Op de dag dat de oorlog uitbrak, was het prachtig helder weer. Wij hadden toen 9 kinderen waarvan de jongste 2 jaar was. Op zolder had ik een kinderwagen vol met gehamsterde Sunlight, Radion, soda en zachte zeep.

Honger hadden we in de oorlog niet, je kreeg je buik toch vaak wel vol. Door het eenzijdige voedsel kregen we wel een tekort aan weerstand, waarschijnlijk door een gebrek aan vitamines. Allerlei ziekten kregen hierdoor een grotere kans zich te verspreiden. Luizen, vlooien en schurft. Wij, de kinderen, de schoolmeester, de dokter, iedereen had er last van. We hielden de dekens tegen het licht om de vlooien te zoeken.

Goede aardappelen moesten ingeleverd worden voor de gaarkeuken. We kregen daarvoor in de plaats van die ‘vim’ aardappelen terug, die waren helemaal niet lekker. Mijn zoon Johan ging soms ’s ochtends zonder eten naar zijn werk omdat hij ze niet door zijn keel kon krijgen. Iedere winter kregen we vet, bliksoep, bliksoep en turf van de ‘Armen van Bogtman’, dan waren we de koning te rijk.

Eens wilden mijn man en Jaap Blokdijk het varken slachten dat ergens was opgescholen. Dat varken ging er plotseling vandoor. Dirk Vet vloog er achteraan met zijn broek half aan, één galg over zijn broek.

We hadden zelf een koe, zodat we melk hadden, zo konden we ook boter maken. We hadden tarwemeel zodat ik zelf brood kon bakken. Alleen was het wel eens een probleem om aan gist te komen, ik bakte dan een ‘vast’ tarwebrood met weinig gist, maar dat lag héél zwaar op de maag. Ik heb eens een kist aardappelen geruild voor een beetje gist. We hebben ook wel brood door de bakker laten bakken, dan gaf je het beslag in een vorm, met je naam erop aan de bakker en later haalde je het weer op. Bakker Denneman en later bakker Kaandorp op Kerkbuurt vroegen voor het bakken van het brood een dubbeltje.

We hadden zelf een volkstuintje achter de kerk in Tuitjenhorn, bijna elke dag hadden we daarom groenten. Wel stonden er 2 of 3 keer bonen of erwten op het menu.

Mijn man die werkte bij de zaadhandel Broersen, werd op een gegeven moment te werk gesteld bij de opbouwdienst in Druten, vlakbij de grens. Daardoor was hij van maandag tot zaterdag weg en moest ik het volkstuintje zelf bewerken. In Druten is hij ziek geworden en moest in een ziekenhuis verpleegd worden. Dit is achteraf voor hem een geluk geweest omdat de plaats waar ze werkten, gebombardeerd is door de geallieerden. Bij dat bombardement zijn de man van Guurt Spaan en ook iemand uit Sint Maarten gedood.

In de schuur van Pieter Borst sliepen evacuées uit Amersfoort. Een van de vrouwen was hoogzwanger. Zij heeft een week lang bij ons geslapen, Wij konden het niet over ons hart verkrijgen dat een vrouw die in verwachting was, in een schuur moest slapen.

In het begin van de oorlog had je nog weinig last van de bezetters. Op een avond waren ze ‘op het groentje’ schietoefeningen aan het houden. Toen heb ik gevraagd of ze niet wat stiller konden zijn omdat mijn kinderen sliepen. Dat durfde ik toen rustig te zeggen maar op het eind van de oorlog waren ze zenuwachtiger. Je moest steeds meer uitkijken omdat ze prikkelbaar waren.

Op een dag was mijn man aan het melken achter de schutting toen er Duitse soldaten kwamen om jonge mannen op te halen. Hij is toen gevlucht en bij Jo Tijm in huis op de WC gaan zitten. Toen hij dacht dat de Duitsers weer vertrokken waren, kwam hij tevoorschijn. Ze hadden hem waarschijnlijk zien wegrennen en waren achter hem aangegaan. Ze stonden voor de WC deur te wachten op hem. Omdat ze zagen dat wij ook jonge kinderen hadden, moest hij aantonen hoe oud hij was. Ik werd er toch wel zenuwachtig van en keek over het persoonsbewijs heen dat vlak voor me lag. Het werd extra spannend omdat ik die soldaten prima kon verstaan, maar ik besefte dat ze dáár niet achter mochten komen. Ik hoorde dat een van die soldaten een ander geruststelde met de woorden: “Rustig, ze is al aan het zoeken.”

Het ergste waren de huiszoekingen en het niets mogen zeggen.

Omdat we zo dicht aan de weg woonden, kon je weinig uitproberen. Op de Engelse zender van de radio kwam je meer te weten maar die durfden wij in huis niet aan te zetten. We gingen wel eens naar Peter Hof aan de overkant om naar die zender te luisteren.

We hebben eens een onderduiker in huis gehad die we een koffertje meegegeven hebben met een geslacht konijn erin toen hij weer weg ging. Van hem hebben we nooit meer iets vernomen. Ook bij kapper Bleeker heeft korte tijd een onderduiker van Duitse afkomst onderdak gehad. Hij durfde het zelfs aan om klanten te scheren in de kapperszaak. Hij zei niets en knikte alleen maar. Hij was bang dat zijn Duitse accent op zou vallen. Toch vond men dit te gevaarlijk, men was bang voor verraad, de onderduiker was dan ook weer snel weg.

Ook evacuées uit Amsterdam vonden in Tuitjenhorn onderdak. Zo kwam er bij ons een gezin uit Amsterdam, de man was een kameraad van mijn man. De twee kinderen hadden zo’n zwakke maag gekregen dat ze in het begin lang niet alles konden eten of drinken. In het begin moest zelfs de melk worden aangelengd met water, dit gebeurde niet uit zuinigheid maar uit noodzaak. Hun maagjes konden de volle koeienmelk niet verdragen.

In de hongerwinter gaven we mensen die aan de deur kwamen te eten en lieten ze als het kon ook slapen. Totdat er op een dag een vrouw langs de deur kwam met een vreemd verhaal. Zij beweerde dat zij van een kennis van de zus van mijn man gehoord had dat wij zo gastvrij waren. Dit verhaal was duidelijk verzonnen. Toch hebben wij haar een paar nachten onderdak geboden. Op een morgen was zij weer vertrokken. De spaarpotjes van de kinderen die bij het Mariabeeld stonden, had ze leeggehaald en ook een gebakken ‘stoet’ meegenomen. Dat was meteen de laatste keer dat we zomaar iemand in huis te slapen hebben genomen.

Iemand uit de stad legde eens vijfentwintig gulden op tafel voor een pakje boter. Ik wilde dat niet hebben, maar hij gooide het terug en zei: “voor mij is die vijfentwintig gulden niets waard, die boter is voor mij veel meer waard.” Tegen mijn zin heb ik dat geld toen aangenomen.

Eens kwam er een man met een kar langs ons huis. Op die kar lag iets onder een kleed. Ik dacht dat hij spullen had om te ruilen voor levensmiddelen maar het was zijn dode vrouw. Door ondervoeding en uitputting tijdens de zoektocht naar voedsel was zij gestorven. Dit echtpaar was vanuit Den Haag komen lopen.

Gas en elektriciteit werden afgesloten. Op de elektriciteitspalen zaten van die stoppen, die werden losgedraaid zodat de stroomvoorziening naar je huis stopgezet werd. Met een beetje handigheid kon je met een lange stok waaraan een oogje zat, die stop weer vastkrijgen, dan had je weer stroom. Ook met gasmeters werd gerommeld. Sommige mensen konden de metervast zetten. Dit waren meters waar je dubbeltjes in moest doen. Voor verlichting hadden we petroleum, dat deden we in een soort stormlantaarn. Soms hadden we een drijver op water met wat olie erop in een bakje. We hadden ook gaskousjes. Die waren heel erg teer. Ze waren gemaakt van een soort vloei en snel stuk. Als je de lamp aanstak plofte hij. De gaskousjes moest je halen bij de gasfabriek. Sommigen hadden in de tuin of aan het huis een molen, waaraan een dynamo zat.

In de laatste hongerwinter werd al het hout gestolen. Telefoonpalen, bomen, munitiekisten, Hier in de buurt is zelfs iemands plee gesloopt en weggehaald.

6 januari 2025

Oorlogsverhaal #1

Op deze site wordt om de 2 weken een verhaal geplaatst van inwoners uit de dorpen van de voormalige gemeente Harenkarspel die de oorlog bewust hebben meegemaakt. Het eerste verhaal is van dhr. en mevr. Blankendaal-Blom uit Tuitjenhorn.

Deel dit bericht

Oorlogsverhaal #1

Oorlogsverhalen van Maarten Blankendaal en Vronie Blankendaal-Blom

Deze verhalen zijn opgetekend in 1995. Maarten en Vronie woonden toen op Dorpsstraat 18 in Tuitjenhorn.

Op 30 augustus 1939 zijn we getrouwd, tijdens de mobilisatie dus. De avond dat de oorlog uitbrak, waren we te bruiloft bij Klaas Groot, die was die dag 40 jaar getrouwd.

In mei 1940 konden wij niet in ons huis omdat er 15 evacuees uit Amersfoort in ondergebracht werden. Het huis werd in korte tijd behoorlijk uitgeleefd, we hebben er een hoop werk aan gehad om het weer schoon te krijgen. Ondertussen kregen wij onderdak in een ander huis aan de Dorpsstraat te Tuitjenhorn (ongeveer op de hoogte waar nu de Bogtmanweg op de Dorpsstraat uitkomt). Pieter Borst had een schuur aan het eind van de Dorpsstraat waar evacuees uit Amersfoort werden ondergebracht, ook hier was het een grote puinhoop geworden. Hier waren, net zoals in ons huis, wat achterbuurt mensen gehuisvest geweest.

We hadden wel wat extra zeep gehamsterd maar aangezien we ook nog een gezin (man, vrouw en kinderen) uit Amersfoort in huis hadden, waren we snel door onze voorraad heen. Mijn moeder, (de moeder van mevr. Blankendaal) had erg veel zeep gehamsterd.

Tijdens een huiszoeking werd deze voorraad ontdekt en meegenomen.

Je moest dus erg voorzichtig zijn, en erg oppassen, of je wilde of niet. Dat was niet altijd even gemakkelijk.

Meneer Blankendaal: zelf hadden we 4 bunder land maar dat lag zoals bij veel boeren en tuinders, erg verspreid. Op dat land had ik kool en aardappelen en nog wat tarwe. De kool, daar waren de Duitsers gek op, en het was ook voor de gaarkeuken. Die gaarkeuken zat bij het patronaat (tegenwoordig het AHOJ).

Ik rommelde wel eens wat met mijn aardappelen en kool. Piet Tesselaar stond dan bij de dorsmachine, die liet hij nogal eens stuk gaan, zodat hij gemaakt moest worden en dan hadden wij de kans om gauw een zak vol te verstoppen. De veiling ging gewoon door. Het begon een keer zo hard te vriezen, dat ik een kacheltje achter bij de aardappelen in brand zette. Het vroor 20 graden dus ik hield de vorst er niet uit, maar alles ging gewoon voor de gaarkeuken, of het nu bevroren was Of niet. Ook de kriel die nog helemaal groen was ging gewoon naar de gaarkeuken, men was daar gauw tevreden.

Mevrouw Blankendaal: van de tarwe bakte ik alle dagen twee broden. We hadden ook nog een koe en een varken. Je mocht namelijk 1 varken houden en als die dan dik 160 pond woog, slachtte ik hem en deed weer een big in het hok. Boter en kaas maakten we zelf. Boter mocht je in de oorlogsjaren wel maken, kaas maken was in die tijd verboden. Ik lag op bed omdat ik een kleintje had gehad, toen er weer iemand kwam te controleren. Ik zei nog heel parmantig, ‘kaas maken doen we niet’. De kaasstolp stond echter nog bij de afwas op het aanrecht, maar dat wist ik niet. Er stond ook wel een hele aanrecht vol, hij zal hem dus wel niet hebben zien staan.

Op ons erf stonden wel 17 bomen rond het huis, waarvan een gedeelte werd gekapt voor brandhout. Ik heb hierdoor nog eens ruzie gemaakt met buurman Kiekes. Die had namelijk een boom omgezaagd die op de ene hoek van de erfscheiding stond. Ik heb toen om hem voor te wezen, de boom op de andere hoek omgezaagd, en daar was hij het niet erg blij mee. Omdat we het zelf niet arm hadden, hebben we de boom naar Jan van Straaten gebracht. Dat was een weduwnaar met kleine kinderen en hij had het heel erg arm. Er lag een stevige laag ijs, dus de boom werd zo over het ijs gesleept, De man was natuurlijk enorm blij.

Aan Cor Broersen en Agie Veldboer, die naast ons woonden, hebben we ontzettend veel steun gehad en andersom ook. Cor Broersen had bijv. een generator en haalde dan antraciet. Wij kregen hier ook wel een wasmand vol van en daar kon je tenminste enige tijd op stoken.

In de meisjesschool (nu R.K.-basisschool), schuin tegenover ons huis, zaten ook Duitse soldaten maar dit was in een latere periode. Ook misschien in verband met de gaarkeuken zullen ze daar hebben gezeten.

Cor Broersen, Jan Kemper en mijn man hebben nog tijdens een razzia, toen ze naar onderduikers zochten, onder de keukenvloer gelegen.

Deze ruimte was niet hoger dan een halve meter, en hier kon je dus alleen platliggen. We zagen de Duitse militairen in de verte aankomen, met een rotgang tafel en stoelen weg, kleed opzij, luik open en erin. De oorlog bracht constant spanningen, een heel onzekere tijd, de Duitsers konden ook iedere dag voor je neus staan, afschuwelijk.

Maarten, mijn man, was niet echt bang dat hij opgepakt zou worden omdat hij een tuinbouwbedrijf had, maar toch voor alle zekerheid ook maar onder de keukenvloer.

Jan Kemper wilde snel naar Strooper toe gaan, want dat was familie, maar dit redde hij niet meer. Hij moest toen maar bij Maarten en Cor onder de keukenvloer.

Mijn naaimachine heeft ook onder deze vloer gelegen, want ze kwamen ook alle machines in beslag nemen.

In de periode dat mijn dochter Tiny werd geboren, 29 augustus 1940, hadden wij een Duitse generaal in huis. Hij had beslag gelegd op onze slaapkamer. Wij moesten toen in de bedstee slapen. De tas en handschoenen van deze generaal werden gebracht door de korporaal.

’s Avonds gingen ze te drinken op het hoekje, nu café “De Ruif”. Op een morgen had ik Tiny in bad gedaan en vroeg hij of hij haar alstublieft even mocht dragen. Zijn dochtertje was, toen hij van huis wegging, even oud als Tiny op dat moment, maar hij had haar al 3 jaar niet gezien. Het was een vrij grote kerel, toch liepen zijn tranen op dat moment over zijn wangen. Hij kon er ook niets aan doen. Hij had ook maar te doen wat hem opgedragen werd, anders zou hij misschien worden doodgeschoten.

Hij was hier vanwege de inspectie van de kuststrook. Hij verbleef 3 dagen bij ons. De Duitsers waren constant bezig met het inspecteren van de kust. Op de “wurft” hier even verderop hadden de Duitsers allemaal paarden gestald. De paarden die hier in de gemeente in beslag waren genomen, stonden verderop gestald.

De oudere soldaten waren vaak zo slecht nog niet, zij werden ook door de omstandigheden gedwongen. De jongere soldaten waren veel erger, ze waren erg fanatiek. De SD’ers waren ook erg slecht, die hebben hier in huis nog eens gezocht naar fietsen. Een van die SD’ers ging de zolder ook nog op. De zoldervloer was in een zeer slechte staat omdat zich onder de zolder de koeienstal bevond, de vochtige koeiendamp tastte het hout van de zoldervloer aan. Wij hoopten dat hij door de vloer zou zakken maar dat gebeurde natuurlijk niet. De fietsen waren achter verstopt en werden niet gevonden. We hadden een Duitse soldaat in huis die de SD’ers tegen wilde houden, dat lukte hem niet. De SD’ers waren in staat om zo je huis in brand te steken.

Meneer Blankendaal: ik moest wachtlopen Op de Oosterdijk, ook daar waren Duitsers gelegerd. Op een moment dat ik daar wachtliep met Cor Duyvis, werd er door de Duitsers geschoten. We lagen vliegensvlug in de slootkant met zijn tweeën. Achteraf schoten de Duitsers niet op ons, maar op Siemen Bleeker, die daar in de verte, staande in een schuitje, een paal aan het omzagen was. De Duitsers konden niet bij hem komen, daarom zullen ze wel geschoten hebben.

Cor Duyvis had altijd een flesje drank bij zich. Hun gebied waar ze moesten wachtlopen, liep tot de Hoge Brug in het Waarland. Op een keer zijn we bij mensen geweest die een feestje hadden te vieren. Alles was wel verduisterd maar het dakraam hadden ze vergeten. Dit gaf nog een hoop licht dus was het onze taak om die mensen daarop te wijzen. We werden meteen uitgenodigd voor een borrel, wat we natuurlijk niet hebben afgeslagen.

M’n vrouw vond het doodeng om alleen te wezen als ik moest wachtlopen. De Duitsers zagen in het donker echt niet of jij aan het wachtlopen was of dat je iets anders uitspookte. Wachtlopers hadden wel een speciaal pasje gekregen. Als er ’s avonds op de ramen werd geklopt, al waren het geen Duitsers, toch klopte je hart in je keel.

We hadden een beste petroleumlamp en door een kiertje dachten ze buiten al gauw dat we stroom hadden. De huizen werden gecontroleerd, ze kwamen dan aan de deur. Zo gauw als je de deur open had gedaan, duwden ze de deur verder open en renden naar binnen om zo snel mogelijk te kunnen voelen of de lamp nog warm was. ’s Avonds hoefde je de weg niet op te gaan, want dan werd er op je geschoten.

We wisten dat ze bij de buren hiernaast een keer een koe aan het slachten waren. Ze deden dat tussen de kool in de koolschuur om het zo stiekem mogelijk te doen. Wij zagen de Duitsers aankomen en konden niets doen, wat voelden we ons toen machteloos. Gelukkig is het goed afgekomen. Ze hebben er gauw kool overheen gegooid, en zo leek er niets aan de hand. Er werd op deze manier wel eens vaker vlees zwart verkocht. Ook hier hadden de SD’ers de hele boel wel in brand kunnen steken.

We hebben bij de buren, Cor Broersen en Agie Veldboer, bevrijdingsfeest gevierd met zelfgemaakt bier. Dat was een dolle boel.

6 januari 2025

Tentoonstelling

Vanaf 4 mei is er In Museum Historisch Harenkarspel een tentoonstelling te zien van voorwerpen uit de Tweede Wereldoorlog én van foto’s die in 1945 genomen zijn tijdens de bevrijdingsoptochten in de dorpen van de voormalige gemeente Harenkarspel. De moeite van het bekijken meer dan waard!

Deel dit bericht

Tentoonstelling
tech: dodo.nl | design: studioviv.nl