Categorie: Blog
Bevrijding en feest(en) 5 mei 1945
Deel dit bericht

Jan van Schagen (zie vorige verhaal in de Aftrap) schrijft in zijn dagboek: 5 mei 1945: Oorlog afgelopen, eindelijk vrede. Alles vlaggen en vreugde 5 jaren geduurd.
28 mei 1945: Grote optocht
8 juni 1945: Grote optocht en in de volgende weken in het hele land grote feesten gevierd. Grote optocht in Dirkshorn 113 deelnemers 2 km lang. Pracht wagens. Later ook prachtige optocht te Warmenhuizen. Overal bevrijdingstochten en vuurwerk. We kunnen dus lezen dat er meerdere feesten en optochten in de buurt zijn geweest.
Er is een officiële feestgids van de bevrijdingsfeesten te Warmenhuizen op 6, 7 en 8 augustus 1945. Voor de prijs van 15 cent.
Grappig is dat het woord officiëele anders geschreven is. Of misschien schreven ze het woord toen gewoon zo. Ik heb het voorwoord van deze feestgids hieronder gezet, hierin staan nog wel meer woorden die toen anders geschreven werden:
Een voorwoord voor het programma van de Bevrijdingsfeesten 1945 kan niet anders zijn dan een gelukwensch om het feit, dat onze gemeente gespaard is gebleven van het oorlogsgeweld en het uitspreken van de hoop, dat deze feesten zoodanig mogen verloopen, dat zij alleen aangename herinneringen zullen achterlaten bij allen die er aan hebben deelgenomen.
In de feestgids wordt er nog een lange neus gehouden naar de Duitsers toe:
“Wat hebben we die heeren niet prachtig voor den gek gehouden en bespottelijk gemaakt. Ja die heeren, we durfden ze wel aan met fietsen vorderen en radio’s inleveren en werken voor de weermacht. Al die dingen hielden het verzet wakker we vonden het een sport alles juist anders te doen dan werd bevolen. Om dit alles kunnen we nu eerlijk en spontaan feestvieren. En dat moeten we dan ook doen, allen met elkaar, want allemaal deden we wel iets goeds voor onze bevrijding.”
Zo zie je dat de gemeenschapszin toen enorm leefde onder de bevolking. Met zijn allen staan we sterk!
Wat gebeurde er allemaal op 6, 7 en 8 augustus 1945 in Harenkarspel?
Bij de plechtige opening was onze fanfare St. Hildegardis Tuitjenhorn aanwezig.
Er waren volksgezangen, kinderkoren, zangverenigingen, Hoogmis in de kerk, een grote historische en folkloristische optocht met 118(!!) deelnemers, lopend, handwagens, (bak) fietsen en met paarden. Er was een groot Bevrijdingsbal, kinderfeesten, volkspelen (zaklopen, muilenrace, hardlopen, blaastrappen, kinderwagenrace, touwtrekken). Ook was er een gekostumeerde voetbalwedstrijd en tot slot een grandioos vuurwerk en bal na.
We hebben een aantal foto’s bijgevoegd van de bevrijdingsoptocht die door de dorpen heen trok. De foto’s zijn ter beschikking gesteld aan ons, maar zijn ook afkomstig uit het foto boekje “De bevrijding van Schagen en omstreken mei 1945”. Op de website van de Historische vereniging Harenkarspel www.hvharenkarspel.nl/blog staan nog meer foto’s. Misschien herkent u nog wel meer mensen?
Links Lies Blokdijk-Ligthart en rechts Nelie Suiker-Ligthart. Foto is genomen voor de boerderij Dorpsstraat 8 Tuitjenhorn
Cleem van Straaten, Dirkje Hoogenboom, Huib Tiebie (café Landmans Welvaren, Cees Tesselaar)












Het dagboek van Jan van Schagen uit ‘t Rijpje
Deel dit bericht

Jan van Schagen woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog op het Rijpje met zijn vrouw en 6 kinderen, waarvan 2 dochters en 4 zonen. Jan was tuinder en had een landbouwbedrijf. Jan hield in de oorlog een dagboek bij over het wel en wee op het Rijpje. Hij schreef in zijn dagboek wat eigenlijk een schrift was, heel kort en bondig wat er gebeurde. Het dagboek is handgeschreven en zijn kleindochter heeft een enorme klus gehad om het het schuin geschreven handschrift van haar opa te ontcijferen. Ze vond het erg indrukwekkend om de verhalen te lezen.
Vanaf 5 mei kunt u gedeeltes van dit dagboek lezen in het museum van de Historische Vereniging in het Dierenpark van Blanckendaell als onderdeel van een tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog. Als voorproefje hebben wij een aantal fragmenten uit het dagboek gehaald.
De eerste gebeurtenissen over de oorlog die Jan van Schagen beschrijft gaat over het uitbreken van een hevige oorlog in Duitsland, Griekenland en Joegoslavië. Er braken spannende tijden aan toen de Duitsers Nederland binnen vielen.
11 mei 1941, zondag: Naar Waarland. Vliegtuig zien branden
22 juni 1941, zondag: Erg warm. Oorlog tussen Duitsland en Rusland, uitgebroken in Finland
15 juli 1941, dinsdag: Bommen op Burgervlotbrug
4 december 1941, donderdag: De gehele wereld in oorlog
13 april 1942, woensdag: Veel Duitsers op St. Maarten, 300
26 juni 1942, vrijdag: Veel vliegtuigen, 4 neergeschoten, 2 huizen verbrand
12 november 1942, donderdag: Veel Duitsers in Tuitjenhorn
18 februari 1943, donderdag: Mijn ontploft, veel ruiten kapot, geweldig groot gat in land van G. de Groot
30 april 1943, vrijdag: Afkondiging opkomst van alle manschappen voor militaire dienst. Grote beroering.
1 mei 1943, zaterdag: Op het platteland gehele staking uit protest.
3 mei 1943, maandag: Nog steeds staken. Moeten om 7 uur van de weg, relletjes in Waarland. Jongen doodgeschoten beschuldigd opruien.
16 mei 1943, zondag: Radio’s moeten ingeleverd.
De familie Van Schagen had als enige in die tijd een telefoon en de Duitsers maakten daar gebruik van. Bij het innemen van alle radio’s mocht de familie Van Schagen hun radio houden, dat werd gedoogd vanwege de telefoon die ze hadden. Zo kon het gezin toch stiekem luisteren naar de radioberichten die de geallieerden doorgaven. En kon Jan van Schagen de nieuwsfeiten blijven opschrijven in zijn dagboek.
Zo werden ook alle fietsen op ’t Rijpje in beslag genomen zodat de Duitsers daarmee konden trainen en zich konden verplaatsen.
7 augustus 1943, zaterdag: Overval wagens. Fietsen in beslag genomen en radio’s en verschillende dingen gestolen.
1 januari 1944, zaterdag: Huis van G. Jonker verbrand door brandbom. En een bom te Schoorldam.
12 januari 1944, woensdag: Alle telefoons afgesloten op last van de moffen.
19 mei 1944, vrijdag: grote Amerikaanse bommenwerper naar beneden gekomen bij ’t Sluisje. Op dezelfde plaats als 2,5 jaar geleden.
25 mei 1944, donderdag: Engelse jager neergekomen in de Woudmeer ook op hetzelfde land als 2 jaar geleden.
20 juni 1944, dinsdag: 25 Duitsers gekomen. School in beslag genomen. Overal gaten en loopgraven gemaakt.
Hierna wordt er door Jan veel beschreven wat er allemaal in Nederland gebeurde, gevechten aan het front, beschietingen en geallieerden in opmars.
5 oktober 1944, donderdag: in het geheel geen gas meer. Alles moet op de vuurduvel worden gekookt.
25 oktober 1944 woensdag: Onafgebroken mensen uit de stad om voedsel, al weken.
Zoveel mensen die dagelijks voorbijkwamen om eten te vragen, lopend met karren helemaal vanuit Amsterdam of zelfs verder. Kilometers hadden ze afgelegd door de kou waardoor vele mensen waaronder kinderen de reis niet overleefden. Dan volgt een winter met heel veel regen, hoog water en strenge vorst. De omstandigheden zijn erbarmelijk. Er is niets meer te krijgen ook niet op de bon. Zonder gas en licht. En veel mensen met handkarren, overal vandaan, om eten te vragen.
29 januari 1945, maandag: ook hier centrale keuken opgericht. Vandaag 1ste dag erwtensoep. Veel deelnemers. Met de oorlog gaat best. Den Russen gaan de laatste 2 weken geweldig hard vooruit.
7 april 1945, zaterdag: Veel mensen in de steden gaan dood van honger en zwakte.
13 april 1945, vrijdag: Inbraak gepleegd in koolboet. Meenden aardappelen en uien te stelen, doch werden gestoord. Één bewusteloos geslagen. Handen en benen gebonden naar St. Maarten in de cel gebracht. Pracht sensatie.
28 april 1945, zaterdag: Goering zijn eigen gedood. Hitler zijn eigen vergiftigd. Capitulatie aangeboden.
5 mei 1945, zaterdag: oorlog afgelopen eindelijk vrede. Alles vlaggen en vreugde 5 jaren geduurd. Benoemd tot raadslid.
Jan van Schagen bleef na de bevrijding in zijn dagboek schrijven. Zo beschrijft hij de bevrijdingsfeesten en hoe het leven daarna heel langzaam verbeterde.
Jan heeft nooit kunnen vermoeden dat zijn dagboek nu zo waardevol is. De korte, bondige aantekeningen van toen, geven ons nu een beeld hoe het leven op ’t Rijpje is geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog en vlak erna.
Oorlogsverhaal #6
Deel dit bericht

Jan Sinnige “de man die alles durfde”
Tijdens de oorlog was Jan Sinnige één van de actiefste districtsleiders van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) voor westelijk West-Friesland, het gebied tussen Schagen en Alkmaar.
Jan was een geboren handelaar, al jong, vanaf 7 jaar, was hij aan het handelen met de kalfjes van zijn vader op de boerderij in Akersloot. Later was hij venter met van alles en nog wat, bloemen, poppen, groente, fruit. Alles wat er voorhanden was. Een echte scharrelaar. Hij heeft ook een groentewinkel aan de Hekelstraat in Alkmaar gehad.
Vanaf de 2e helft van 1942 kwam het verzet op gang. Jan woonde toen in Schagen aan de Regentenstraat 63. Doordat hij veel van Schagen naar Alkmaar met de trein reisde kwam hij in aanraking met mensen van het LO/KP (LO= Landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers, KP= knokploeg). In verzetskringen was hij bekend als Jan de Vries.
De LO/KP waren voornamelijk met de volgende zaken bezig:
- Hulp aan onderduikers:
- Studenten die geen loyaliteitsverklaring wilden tekenen (verklaring dat je wilde meewerken met de Duitsers).
- Mensen die vluchten voor de Arbeitseinsatz en te werk gesteld zouden worden in Duitsland.
- Militairen die waren opgeroepen om zich te melden voor krijgsgevangenschap.
- Verzetsmensen die werden gezocht.
- Mensen van de spoorwegstaking 44-45
- Joodse mensen. Kanttekening hierbij is dat er weinig Joodse onderduikers waren in onze dorpen. De reden hiervoor was dat het bij een tuinder of boer de gewoonte was dat de onderduikers meewerkten. Joodse mensen vielen te veel op.
- Zoeken naar onderduikadressen
- Dagelijks voedsel verzorgen aan de onderduikers
- Voedselbonnen en kleding verzorgen aan de onderduikers
- Transport van wapens
In 44-45 was Jan de grootste voedselverhandelaar van het verzet in de kop van Noord-Holland, maar ook verhandelaar van allerlei andere spullen, fietsen, laarzen, kleding, overalls enz. Er waren periodes bij dat zo’n 1000 bonkaarten per maand werden afgenomen ten behoeve van de ongeveer 400 onderduikers in de gemeenten Warmenhuizen en Harenkarspel.
Het verzet kwam aan het voedsel door opkoop bij boeren tegen reguliere prijzen, kraken bij boeren die zwart handelden en door interne ruilhandel. Soms met de dwang van een pistool op tafel.
Ook werden er eens 50 koeien uit Friesland gehaald. Die koeien hebben ze in onze regio geplaatst bij boeren en tuinders, met de afspraak dat ze de helft van de melkopbrengst zelf mochten houden. De andere helft werd opgehaald voor onderduikers.
Zo waren ze in de weer om alle onderduikers van eten en drinken te voorzien.
Jan kwam in aanraking met allerlei mensen van het verzet, zo ook met onze dorpsgenoten Jan Molenaar en Pieter Borst. Hij kwam regelmatig in ons dorp. Zo betrapte hij een Joodse onderduiker op Kalverdijk: “Je had er ook mensen bij, die soms wat overmoedig waren. Overmoedig is iets anders dan dapper. Overmoedig is fout.” De Joodse onderduiker op Kalverdijk werd door Jan stevig onder handen genomen, hij fietste daar dood gemoederd overdag door het dorp. Hij bracht daarmee andere levens in gevaar en dan kon natuurlijk niet.
Ook met verzetsmensen uit Warmenhuizen had Jan regelmatig contact, zoals huisarts Rein Posthuma en Jan Beemsterboer. Alle mensen van het verzet in de dorpen rondom ons werkten nauw samen.
Allerlei gedurfde acties kwamen uit de koker van Jan Sinnige, voorbeelden zijn:
- Het weghalen van de bevolkingsregisters van Dirkshorn, Sint Maarten en Warmenhuizen.
- Het bevrijden van een verzetsman uit Dirkshorn uit kamp Vught, wat helaas mislukte.
- Stelen van een lading fruit uit een koelhuis in Warmenhuizen en het onderbrengen daarvan in de school in Tuitjenhorn. Ook het transport daarna naar de ziekenhuizen waar de mensen verrast werden met het fruit.
- Wapentransporten vanuit de Wieringermeer samen met A.C. de Graaf (waar de welbekende weg naar is vernoemt) en het verbergen van die wapens aan de Oosterdijk.
- Het liquideren van een verrader in een schuur aan de Dorpsstraat in Tuitjenhorn.
- De overval op een Duits transport met goudstaven in Zijpersluis.
Op 23-04-1944 is Jan Sinnige gearresteerd samen met Warmenhuizenaar Jan Beemsterboer. Beide mannen waren op pad om een verrader op te sporen. Ze stonden te posten bij de pont van Velsen en dat trok de aandacht van de Duitsers. Na hun arrestatie belanden ze eerst in de beruchte gevangenis aan de Euterpestraat in Amsterdam. Ze hielden stand bij de martelingen en hielden vol dat ze alleen maar zwart handelden (dit hadden ze afgesproken mochten ze ooit gearresteerd worden). Daarna is Jan Beemsterboer terecht gekomen in kamp Amersfoort. Hij is na vier weken weer vrijgekomen, mede door bemiddeling van een Duitse handelsrelatie van zijn vader.
Jan Sinnige heeft in de Weteringschansgevangenis dertien dagen in de dodencel gezeten en is daarna ook naar kamp Amersfoort overgebracht. Daar werkte hij als kok, maar werd betrapt met meegenomen keukenvoedsel. Voor straf werd hij tien dagen in een speciale strafbunker gezet tot zijn kuiten in het water.
In september 1944 werd hij op transport gesteld naar Duitsland. Doordat de veewagens kapotgeschoten waren door de geallieerden, werden ze vervoerd in luxe treinwagons met raampjes erin. Jan zag zijn kans schoon en is ontsnapt door ‘s nachts in het donker uit het raampje te duiken. Via, via en met hulp van veel mensen heeft Jan zijn weg weer teruggevonden naar huis.
Een week later was hij weer volop actief in het verzet. Zijn eerste actie na zijn vlucht was het stelen van de lading fruit uit het koelhuis in Warmenhuizen. De buit werd opgeslagen op de zolder van de school in Tuitjenhorn.
Na zijn vlucht moest Jan steeds onderduiken. Hij was iedere keer kort op een onderduikadres, hij werd als te gevaarlijk ervaren. Hij had inmiddels een hoeveelheid wapens onder zijn beheer, die – met medeweten van de gastheer – in huis werd verstopt. Zijn laatste onderduikadres was in het café van Jan de Bakker in Noord-Scharwoude, aan de Dorpsstraat op de hoek van de Spoorstraat. De wapenkist ging mee. De geweren onderin, de landmijnen bovenop. De Bakker wist van dat wapentuig. Zijn vrouw daarentegen wist van niets. “Kom ik op een dag m n kamer binnen, wil moeder De Bakker net beginnen de mijnen af te stoffen…..”
Na de oorlog is Jan Sinnige kort buitenspel gezet. Er was een soort machtsstrijd. Jan had zogenaamd te weinig opleiding genoten om zo’n leidinggevende functie te hebben gehad binnen het verzet. Er waren mannen die zich ten onrechte een belangrijker functie toe eigenden. Onze dorpsgenoot Pieter Borst en Warmenhuizenaar Jan Beemsterboer pikten dit niet en zijn voor Jan in de bres gesprongen. Binnen de kortste keer werd Jan uitgenodigd op Paleis ’t Loo om door Prins Bernard in ere te worden hersteld.
Zo heeft Jan kunnen terugkijken op een rijk en turbulent leven. Hij was een temperamentvol persoon, geen model verzetsman maar een karaktervol vechter.
Jan Sinnige tussen de bloem na zijn ere herstel door Prins Bernard
Oorlogsverhaal #5
Deel dit bericht

Herinneringen aan de hongerwinter
Door Har Dekkers
Zoon van Agnes Dekkers—Tesselaar en Jo Dekkers
Met mijn 8 jaar was ik de jongste van de 3 broers die tijdens de oorlog in de hongerwinter 1944-1945 enige tijd verbleven bij onze grootouders in Kalverdijk. Het werd in de stad Utrecht waar wij woonden te gevaarlijk voor ons en wij waren nogal ondernemende mannetjes.
Wij maakten onder andere sigaretten van op straat gevonden peuken om de Duitsers om te kopen en vulden de lege sigarettenkokers met de resterende stukjes tabak van de peuken. Van de voorruiten uit de neergeschoten vliegtuigen maakten wij rood-wit-blauwe ringen. De vliegtuigen lagen opgeslagen in Utrecht waar we woonden. Mijn ouders vonden dat we té gevaarlijk bezig waren en bovendien was er onvoldoende te eten voor ons gezin. Daarom moesten ik met mijn twee oudere broers naar Kalverdijk, waar opa en oma Tesselaar woonden.
Deze foto is waarschijnlijk gemaakt rond 1944. Har is de derde van rechts, daarnaast zijn twee oudere broers.
Vervoer was natuurlijk moeilijk, dus werd onze tante Marie die nog thuis woonde opdracht gegeven om ons op de fiets op te halen. Ik mocht achterop en mijn oudere broers op hun eigen fiets in één dag ongeveer 110 km! Wat een kei van een tante is dat (ze is nog de enige in leven zijnde tante en 100 jaar!). Een van mijn broers was zo moe, dat hij werd afgezet bij tante Geer in Alkmaar en een dag later daar is opgehaald. In Kalverdijk bij opa en oma werden wij ingedeeld voor alle voorkomende werkzaamheden en in Tuitjenhorn gingen wij naar school. Mijn taak bestond uit dagelijks een emmer vol aardappelen te schillen en melk brengen naar de tantes die op het dorp woonden. Over straat vond ik dat lastig, dus nam ik de kano van oom Pé. Dat ging lang goed tot op een zondag, waar zoals gebruikelijk, de familie koffie dronk bij oma en tante Tini (Trien Bos) van oom Cees Tesselaar vertelde “Die lillike jôôn heb allien krôôs brocht”!!!! Dat kwam natuurlijk door het peddelen met een emmer die tussen mijn benen stond. Geen kano meer, dus lopen! Zo werd ik ook eens vanaf de ‘grote breg bekogeld met stenen toen ik daar onderdoor peddelde in de kano, na een bezoekje aan Johannie Smit, dat mocht kennelijk niet van de Kalverdijkers! En die stenen waren niet zo goed voor de ‘ongevraagd ‘ meegenomen kano van ome Jan, die overigens n6g mooier was dan die van oom Pé.
Inmiddels was ik 9 jaar geworden in Kalverdijk. Oma Tesselaar bakte altijd heerlijke ‘platters’ op haar houtkachel in de keuken, die werd gestookt met ‘stroeten’ (zo noemde oma Tesselaar de gedroogde stam tussen de wortel en de koolplant), maar volgens oma smaakten ze op dennenappels gestookt n6g lekkerder! Dus met mijn broers en een handkar lopend naar Schoorl om zakken dennenappels te sprokkelen!! Er was geen stroom, maar oom Siemen Tesselaar was de handige oom, hij hengelde in het donker de elektriciteit, zodat er toch licht was. Langs het huis liepen draden voor de elektriciteit. Oom Siemen had een stok met twee haken en snoer eraan, die legde hij aan op de langste hangende draden en zo hadden wij elektrisch licht. De Duitsers hadden nl. alle huizen afgesloten van elektriciteit
Ook herinner ik me nog dat ik op de voorkant van de Punter mocht zitten, die volgeladen met rode kool binnenvoer op de veiling en met gejuich werden ontvangen! Misschien kwam dat door mijn hoogblonde haren en de blauwe overall!
Aan het einde van de oorlog zwaaiden wij naar de vliegtuigen die pakketten uitgooiden met chocola en andere heerlijkheden, die wij al die jaren zo gemist hadden, wat een feest! Na de bevrijding moesten we weer terug naar Utrecht waar ons gezin weer voltallig het dagelijkse leven oppakten.
Oorlogsverhaal #4
Op deze site wordt eens in de 2 weken een verhaal geplaatst van inwoners uit Tuitjenhorn die de oorlog bewust hebben meegemaakt.
Deel dit bericht

GOEDERENOPSLAG OP DE ZOLDER VAN DE MEISJESSCHOOL ST. BARBARA IN TUITJENHORN
Begin december 1944 hoorde het verzet dat in Warmenhuizen een grote lading fruit lag opgeslagen in een koelhuis. Het fruit was bedoeld als kerstmaal voor de Wehrmacht. Fruit was een ongekende luxe in die tijd, op wat appels en peren na was het nergens te verkrijgen. En volgens de informatie ging het hier behalve om de beste appels en peren ook om een hoeveelheid druiven. Druiven? We waren bijna vergeten dat ze bestonden! Het leek niet zo’n goed idee om dit fruit zomaar te laten liggen. Het verzet kon wel een betere bestemming bedenken voor de vruchten dan te dienen als aanvulling bij het kerstmaal van Duitse soldaten.
Enkele nachten later voeren mannen van het verzet in schuitjes naar het betreffende koelhuis. Het werd een nacht van hard werken want er bleek een veel grotere voorraad te liggen dan dat ze verwacht hadden. Het was 7 ton fruit. Na het inladen werden de sporen zo goed mogelijk uitgewist en de deuren weer gesloten. Niemand zou de eerste dagen vermoeden dat het fruit verdwenen was. Maar waar konden ze deze grote voorraad opslaan? Ze konden ook niet heel ver varen met de overvolle schuiten.
Uiteindelijk bedachten ze dat de zolder van de school in Tuitjenhorn een goede bergplaats was en via de sloten gemakkelijk te bereiken. Met het viertal schuiten vol fruit naar Tuitjenhorn varen was een hele onderneming. Ook de tijd die er nodig was om alles uit te laden werd onderschat. Het duurde tot vijf uur in de ochtend voor al het fruit op de zolder van de school geborgen was. Tot slot werden de schuiten teruggebracht en de schoolgang opgeruimd. Juffrouw van Erp die hoofdonderwijzeres was van de meisjesschool was van dit alles op de hoogte.
Foto: Juffrouw van Erp
Een paar dagen later kreeg het verzet te horen dat er een oplossing gezocht moest worden voor het fruit. De zolder van de school was bepaald geen koelhuis en ondanks de vroege winter werd de fruitlucht in school steeds sterker. Het verzet heeft daarna het fruit gedistribueerd naar verschillende bejaardentehuizen en ziekenhuizen in de regio. Ook het St. Elizabeth ziekenhuis in Alkmaar kreeg zijn deel, een groot aantal kisten werd in de loop van de nacht voor de deur van het nonnenverblijf uitgeladen.
1 lid van het verzet kon het niet nalaten om de volgende dag naar dit ziekenhuis te gaan om te kijken hoe de patiënten reageerden toen de karretjes vol fruit de zalen binnengereden werden. De verraste blikken en opmerkingen gaven meer dan genoeg voldoening voor al het werk dat nodig geweest was voor het fruit bij de patiënten kwam.
Dit is een voorbeeld van wat er allemaal op de zolder van de school opgeslagen heeft gelegen. Ook werden er voorraden voor de voedselvoorziening en andere spullen die het verzet intern ruilde of opkocht om door te geven aan de onderduikers of de bevolking op de zolder opgeslagen Deze goederen waren veelal afkomstig van kraakjes. Zo werden er bij verschillende boeren die zwart handelden gedeelten van hun voorraden weg gehaald om onderduikers te helpen.
Oorlogsverhaal #3
Op deze site wordt eens in de 2 weken een verhaal geplaatst van inwoners uit Tuitjenhorn die de oorlog bewust hebben meegemaakt.
Deel dit bericht

Oorlogsverhaal 3: samenvatting dagboek van gijzelaar Jo Bes uit Tuitjenhorn
Jo Bes woonde met zijn gezin op Dorpsstraat 66
In 1943 en vooral 1944, dwongen de Duitsers jonge mannen in hun fabrieken te gaan werken. Namen en adressen haalden ze uit de bevolkingsregisters. De ondergrondse in onze dorpen besloot die bevolkingsregisters weg te halen. In Warmenhuizen werd er dag en nacht over gewaakt. Dat register werd op 13 april 1944 door de gemeenteambtenaren Wester en Bes, direct na afloop van hun werktijd, niet in de kluis maar in de bezemkast opgeborgen. Diezelfde avond haalden de leiders van het verzet het er weg en dumpten het met hulp van een derde in een dorpssloot. De mannen Wester en Bes doken direct onder op Texel. Hun vaders, Klaas Wester en Jo Bes, werden echter direct door de Duitsers gegijzeld na de ontdekking. De vaders wisten niets van wat hun zonen hadden gedaan maar moesten wel een klein half jaar in een concentratiekamp leven. Hoe dat leven eruit zag, leest u onderstaand in een beknopte versie, geschreven door Jo Bes.
Jo Bes en Klaas Wester werden op 14 april meegenomen naar het gemeentehuis om te worden verhoord. Ondanks dat ze bleven vertellen van niets te weten, moesten ze toch op transport. Ze mochten hun familie niet meer zien of spreken en werden direct met een auto naar kamp Weteringschans gebracht en ieder in een cel met andere gevangene gestopt. Toen drong de werkelijkheid wel bij de mannen door.
Ruim 1 maand hebben de mannen daar gezeten. Hun celgenoten wisselden met regelmaat. Naast een beetje eten, werden er gymnastiekoefeningen gedaan, werd er gelezen en door de gelovige iedere ochtend en avond gebeden. Door middel van het tikken met hun ring op de buizen, konden de diverse cellen, en dus Wester en Bes, met elkaar communiceren. Op 19 mei gingen beide mannen op transport naar Vught. Iedere dag moesten ze urenlang marcheren. In kamp Vught heette Bes geen Jo meer maar was hij nr 10181. Kampgenoten zeiden tegen Wester en Bes: ‘laat ze maar brullen en schreeuwen. Je moet je er niks van aantrekken want als je dat wel doet, dan houd je het hier niet uit…dan ga je dood’.
Zwaar werk moest er gedaan worden. Het waren lange dagen: half vijf op en pas rond half acht ’s avonds weer terug in de cel. Ook moesten er goederenwagons schoongemaakt worden. Toen ze op een keer daarmee bezig waren, zagen ze grote mensentransporten al aankomen en herkenden ook diverse mensen die, veelal geboeid, in de wagens gegooid of gejaagd werden. Ook zieke mensen werden zo van hun veldbed afgeschoven en in de wagon gekiept. Ruim 2.000 mensen heeft Jo Bes zien afgevoerd worden. Een beeld om zijn leven lang niet meer te vergeten. Alle waardevolle spullen van de mensen die op transport waren gezet, moesten ze verzamelen omdat deze naar Duitsland gingen. Persoonlijke papieren moesten worden verbrand. Het kamp was opgeruimd maar…ze waren bang wat er met hen ging gebeuren. 15 september was het toen ze dachten naar huis te mogen. Wat was iedereen uitgelaten en blij!
Maar de reis ging niet naar huis…na een paar uur wachten kregen ze te horen dat ze naar Amersfoort gingen. Weg illusie, iedereen kromp in elkaar. Na 13 uur in een overvolle wagon, met geen eten en een ton voor ieders behoefte, arriveerden Wester en Bes in Amersfoort.
Wat was het overal vies en iedereen daar zat onder de vlooien en luizen. Een paar dagen na hun komst kwam ineens het bericht dat alle gijzelaars hun pakketten klaar moesten zoeken, daarna aantreden en dan, na bijna een half jaar, naar huis zouden mogen. Zou het nu echt waar zijn? JA!
“Rodekruiswagens brachten ons eerst naar Amersfoort waar burgers klaar stonden om koffie, sigaretten en fruit uit te delen. We reden via Amsterdam, Zaandam en Alkmaar en overal kwamen omstanders naar ons toe en boden ons van alles aan. In Alkmaar werd er naar de buren gebeld dat we onderweg naar huis waren. Vanuit Alkmaar zijn we op geleende fietsen naar huis gegaan en in Warmenhuizen kwamen onze kinderen ons tegemoet fietsen.
Wat een ontmoeting! Hoe korter we bij huis kwamen, hoe groter de belangstelling werd. Iedereen hield ons aan maar we wilden zo snel mogelijk naar moeder en de kinderen.
Mijn thuiskomst…DAG VADER..!! De huiskamer was omgetoverd tot een feestzaal.
Maar Klaas! De vrouw van Klaas was tijdens zijn ballingschap overleden…”
“In dit boekje heb ik in grote lijnen het kampleven weergegeven. Ik hoop op het einde van deze afschuwelijke, onzinnige oorlog en op spoedig betere tijden, op vrede.
Dat dit Europa, dat schreit, zal herrijzen uit zijn puinhopen….!”
Jo Bes
Dit is een beknopte samenvatting van het verhaal dat Jo Bes zelf na de oorlog heeft geschreven.
Heeft u interesse in het hele verhaal?
Word dan voor € 10,00 per jaar lid van de Historische Vereniging Harenkarspel en ontvang, naast 2x per jaar het tijdschrift ‘Zicht op Harenkarspel’, ook gratis het boekje ‘Dagboek van gijzelaar Jo Bes’.
U kunt een mail sturen naar: hisverhar.ledenadm@live.nl
80 Jaar vrijheid
Dit jaar vieren we dat we sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog al weer 80 jaar in vrijheid leven. Het jongetje op de foto uit 1945 staat symbool voor het feit dat er nu voor hem en voor alle kinderen in ons land een mooie toekomst in het verschiet lag.
Deel dit bericht

Oorlogsverhaal #2
Op deze site wordt om de 2 weken een verhaal geplaatst van inwoners uit de dorpen van de voormalige gemeente Harenkarspel die de oorlog bewust hebben meegemaakt. Het tweede verhaal is van mevrouw Dekker-Jonas, opgetekend in 1995.
Deel dit bericht

Het oorlogsverhaal van mevrouw Dekker-Jonas, opgetekend in 1995
Jan en Selma Dekker-Jonas woonden in de oorlogsperiode op de hoek van de Dorpsstraat en de Sportlaan in Tuitjenhorn. Hun huis bestaat niet meer maar stond op de plek waar nu de tuin is van Dorpsstraat 64.
Selma woonde tot haar 12e jaar in Duitsland. Als twaalfjarig weeskind kwam zij, door honger verzwakt, tijdens de eerste wereldoorlog met haar hele klas naar Holland. Zij werd opgenomen in een Nederlands gezin. Vanaf die tijd heeft zij altijd in Nederland gewoond.
Mevrouw Dekker: Door mijn huwelijk met Jan Dekker werd ik genaturaliseerd tot Nederlandse.
Door mijn voorgeschiedenis was ik mij er terdege bewust van dat toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, ik alle mogelijke hulp moest geven aan mensen die het nodig zouden hebben. Ondanks dat ik zelf van Duitse afkomst ben, had ik een grote haat ontwikkeld tegenover de Duitse officieren. Dit werd nog versterkt omdat de Duitsers mij voor de tweede keer een oorlog aandeden.
Een week voordat de oorlog uitbrak, werden op veel strategische punten langs de gemeentegrens borden neergezet die waarschijnlijk tot doel hadden om het Nederlandse leger zo goed mogelijk de weg te wijzen. Op de dag dat de oorlog uitbrak, was het prachtig helder weer. Wij hadden toen 9 kinderen waarvan de jongste 2 jaar was. Op zolder had ik een kinderwagen vol met gehamsterde Sunlight, Radion, soda en zachte zeep.
Honger hadden we in de oorlog niet, je kreeg je buik toch vaak wel vol. Door het eenzijdige voedsel kregen we wel een tekort aan weerstand, waarschijnlijk door een gebrek aan vitamines. Allerlei ziekten kregen hierdoor een grotere kans zich te verspreiden. Luizen, vlooien en schurft. Wij, de kinderen, de schoolmeester, de dokter, iedereen had er last van. We hielden de dekens tegen het licht om de vlooien te zoeken.
Goede aardappelen moesten ingeleverd worden voor de gaarkeuken. We kregen daarvoor in de plaats van die ‘vim’ aardappelen terug, die waren helemaal niet lekker. Mijn zoon Johan ging soms ’s ochtends zonder eten naar zijn werk omdat hij ze niet door zijn keel kon krijgen. Iedere winter kregen we vet, bliksoep, bliksoep en turf van de ‘Armen van Bogtman’, dan waren we de koning te rijk.
Eens wilden mijn man en Jaap Blokdijk het varken slachten dat ergens was opgescholen. Dat varken ging er plotseling vandoor. Dirk Vet vloog er achteraan met zijn broek half aan, één galg over zijn broek.
We hadden zelf een koe, zodat we melk hadden, zo konden we ook boter maken. We hadden tarwemeel zodat ik zelf brood kon bakken. Alleen was het wel eens een probleem om aan gist te komen, ik bakte dan een ‘vast’ tarwebrood met weinig gist, maar dat lag héél zwaar op de maag. Ik heb eens een kist aardappelen geruild voor een beetje gist. We hebben ook wel brood door de bakker laten bakken, dan gaf je het beslag in een vorm, met je naam erop aan de bakker en later haalde je het weer op. Bakker Denneman en later bakker Kaandorp op Kerkbuurt vroegen voor het bakken van het brood een dubbeltje.
We hadden zelf een volkstuintje achter de kerk in Tuitjenhorn, bijna elke dag hadden we daarom groenten. Wel stonden er 2 of 3 keer bonen of erwten op het menu.
Mijn man die werkte bij de zaadhandel Broersen, werd op een gegeven moment te werk gesteld bij de opbouwdienst in Druten, vlakbij de grens. Daardoor was hij van maandag tot zaterdag weg en moest ik het volkstuintje zelf bewerken. In Druten is hij ziek geworden en moest in een ziekenhuis verpleegd worden. Dit is achteraf voor hem een geluk geweest omdat de plaats waar ze werkten, gebombardeerd is door de geallieerden. Bij dat bombardement zijn de man van Guurt Spaan en ook iemand uit Sint Maarten gedood.
In de schuur van Pieter Borst sliepen evacuées uit Amersfoort. Een van de vrouwen was hoogzwanger. Zij heeft een week lang bij ons geslapen, Wij konden het niet over ons hart verkrijgen dat een vrouw die in verwachting was, in een schuur moest slapen.
In het begin van de oorlog had je nog weinig last van de bezetters. Op een avond waren ze ‘op het groentje’ schietoefeningen aan het houden. Toen heb ik gevraagd of ze niet wat stiller konden zijn omdat mijn kinderen sliepen. Dat durfde ik toen rustig te zeggen maar op het eind van de oorlog waren ze zenuwachtiger. Je moest steeds meer uitkijken omdat ze prikkelbaar waren.
Op een dag was mijn man aan het melken achter de schutting toen er Duitse soldaten kwamen om jonge mannen op te halen. Hij is toen gevlucht en bij Jo Tijm in huis op de WC gaan zitten. Toen hij dacht dat de Duitsers weer vertrokken waren, kwam hij tevoorschijn. Ze hadden hem waarschijnlijk zien wegrennen en waren achter hem aangegaan. Ze stonden voor de WC deur te wachten op hem. Omdat ze zagen dat wij ook jonge kinderen hadden, moest hij aantonen hoe oud hij was. Ik werd er toch wel zenuwachtig van en keek over het persoonsbewijs heen dat vlak voor me lag. Het werd extra spannend omdat ik die soldaten prima kon verstaan, maar ik besefte dat ze dáár niet achter mochten komen. Ik hoorde dat een van die soldaten een ander geruststelde met de woorden: “Rustig, ze is al aan het zoeken.”
Het ergste waren de huiszoekingen en het niets mogen zeggen.
Omdat we zo dicht aan de weg woonden, kon je weinig uitproberen. Op de Engelse zender van de radio kwam je meer te weten maar die durfden wij in huis niet aan te zetten. We gingen wel eens naar Peter Hof aan de overkant om naar die zender te luisteren.
We hebben eens een onderduiker in huis gehad die we een koffertje meegegeven hebben met een geslacht konijn erin toen hij weer weg ging. Van hem hebben we nooit meer iets vernomen. Ook bij kapper Bleeker heeft korte tijd een onderduiker van Duitse afkomst onderdak gehad. Hij durfde het zelfs aan om klanten te scheren in de kapperszaak. Hij zei niets en knikte alleen maar. Hij was bang dat zijn Duitse accent op zou vallen. Toch vond men dit te gevaarlijk, men was bang voor verraad, de onderduiker was dan ook weer snel weg.
Ook evacuées uit Amsterdam vonden in Tuitjenhorn onderdak. Zo kwam er bij ons een gezin uit Amsterdam, de man was een kameraad van mijn man. De twee kinderen hadden zo’n zwakke maag gekregen dat ze in het begin lang niet alles konden eten of drinken. In het begin moest zelfs de melk worden aangelengd met water, dit gebeurde niet uit zuinigheid maar uit noodzaak. Hun maagjes konden de volle koeienmelk niet verdragen.
In de hongerwinter gaven we mensen die aan de deur kwamen te eten en lieten ze als het kon ook slapen. Totdat er op een dag een vrouw langs de deur kwam met een vreemd verhaal. Zij beweerde dat zij van een kennis van de zus van mijn man gehoord had dat wij zo gastvrij waren. Dit verhaal was duidelijk verzonnen. Toch hebben wij haar een paar nachten onderdak geboden. Op een morgen was zij weer vertrokken. De spaarpotjes van de kinderen die bij het Mariabeeld stonden, had ze leeggehaald en ook een gebakken ‘stoet’ meegenomen. Dat was meteen de laatste keer dat we zomaar iemand in huis te slapen hebben genomen.
Iemand uit de stad legde eens vijfentwintig gulden op tafel voor een pakje boter. Ik wilde dat niet hebben, maar hij gooide het terug en zei: “voor mij is die vijfentwintig gulden niets waard, die boter is voor mij veel meer waard.” Tegen mijn zin heb ik dat geld toen aangenomen.
Eens kwam er een man met een kar langs ons huis. Op die kar lag iets onder een kleed. Ik dacht dat hij spullen had om te ruilen voor levensmiddelen maar het was zijn dode vrouw. Door ondervoeding en uitputting tijdens de zoektocht naar voedsel was zij gestorven. Dit echtpaar was vanuit Den Haag komen lopen.
Gas en elektriciteit werden afgesloten. Op de elektriciteitspalen zaten van die stoppen, die werden losgedraaid zodat de stroomvoorziening naar je huis stopgezet werd. Met een beetje handigheid kon je met een lange stok waaraan een oogje zat, die stop weer vastkrijgen, dan had je weer stroom. Ook met gasmeters werd gerommeld. Sommige mensen konden de metervast zetten. Dit waren meters waar je dubbeltjes in moest doen. Voor verlichting hadden we petroleum, dat deden we in een soort stormlantaarn. Soms hadden we een drijver op water met wat olie erop in een bakje. We hadden ook gaskousjes. Die waren heel erg teer. Ze waren gemaakt van een soort vloei en snel stuk. Als je de lamp aanstak plofte hij. De gaskousjes moest je halen bij de gasfabriek. Sommigen hadden in de tuin of aan het huis een molen, waaraan een dynamo zat.
In de laatste hongerwinter werd al het hout gestolen. Telefoonpalen, bomen, munitiekisten, Hier in de buurt is zelfs iemands plee gesloopt en weggehaald.


Oorlogsverhaal #1
Op deze site wordt om de 2 weken een verhaal geplaatst van inwoners uit de dorpen van de voormalige gemeente Harenkarspel die de oorlog bewust hebben meegemaakt. Het eerste verhaal is van dhr. en mevr. Blankendaal-Blom uit Tuitjenhorn.
Deel dit bericht

Oorlogsverhalen van Maarten Blankendaal en Vronie Blankendaal-Blom
Deze verhalen zijn opgetekend in 1995. Maarten en Vronie woonden toen op Dorpsstraat 18 in Tuitjenhorn.
Op 30 augustus 1939 zijn we getrouwd, tijdens de mobilisatie dus. De avond dat de oorlog uitbrak, waren we te bruiloft bij Klaas Groot, die was die dag 40 jaar getrouwd.
In mei 1940 konden wij niet in ons huis omdat er 15 evacuees uit Amersfoort in ondergebracht werden. Het huis werd in korte tijd behoorlijk uitgeleefd, we hebben er een hoop werk aan gehad om het weer schoon te krijgen. Ondertussen kregen wij onderdak in een ander huis aan de Dorpsstraat te Tuitjenhorn (ongeveer op de hoogte waar nu de Bogtmanweg op de Dorpsstraat uitkomt). Pieter Borst had een schuur aan het eind van de Dorpsstraat waar evacuees uit Amersfoort werden ondergebracht, ook hier was het een grote puinhoop geworden. Hier waren, net zoals in ons huis, wat achterbuurt mensen gehuisvest geweest.
We hadden wel wat extra zeep gehamsterd maar aangezien we ook nog een gezin (man, vrouw en kinderen) uit Amersfoort in huis hadden, waren we snel door onze voorraad heen. Mijn moeder, (de moeder van mevr. Blankendaal) had erg veel zeep gehamsterd.
Tijdens een huiszoeking werd deze voorraad ontdekt en meegenomen.
Je moest dus erg voorzichtig zijn, en erg oppassen, of je wilde of niet. Dat was niet altijd even gemakkelijk.
Meneer Blankendaal: zelf hadden we 4 bunder land maar dat lag zoals bij veel boeren en tuinders, erg verspreid. Op dat land had ik kool en aardappelen en nog wat tarwe. De kool, daar waren de Duitsers gek op, en het was ook voor de gaarkeuken. Die gaarkeuken zat bij het patronaat (tegenwoordig het AHOJ).
Ik rommelde wel eens wat met mijn aardappelen en kool. Piet Tesselaar stond dan bij de dorsmachine, die liet hij nogal eens stuk gaan, zodat hij gemaakt moest worden en dan hadden wij de kans om gauw een zak vol te verstoppen. De veiling ging gewoon door. Het begon een keer zo hard te vriezen, dat ik een kacheltje achter bij de aardappelen in brand zette. Het vroor 20 graden dus ik hield de vorst er niet uit, maar alles ging gewoon voor de gaarkeuken, of het nu bevroren was Of niet. Ook de kriel die nog helemaal groen was ging gewoon naar de gaarkeuken, men was daar gauw tevreden.
Mevrouw Blankendaal: van de tarwe bakte ik alle dagen twee broden. We hadden ook nog een koe en een varken. Je mocht namelijk 1 varken houden en als die dan dik 160 pond woog, slachtte ik hem en deed weer een big in het hok. Boter en kaas maakten we zelf. Boter mocht je in de oorlogsjaren wel maken, kaas maken was in die tijd verboden. Ik lag op bed omdat ik een kleintje had gehad, toen er weer iemand kwam te controleren. Ik zei nog heel parmantig, ‘kaas maken doen we niet’. De kaasstolp stond echter nog bij de afwas op het aanrecht, maar dat wist ik niet. Er stond ook wel een hele aanrecht vol, hij zal hem dus wel niet hebben zien staan.
Op ons erf stonden wel 17 bomen rond het huis, waarvan een gedeelte werd gekapt voor brandhout. Ik heb hierdoor nog eens ruzie gemaakt met buurman Kiekes. Die had namelijk een boom omgezaagd die op de ene hoek van de erfscheiding stond. Ik heb toen om hem voor te wezen, de boom op de andere hoek omgezaagd, en daar was hij het niet erg blij mee. Omdat we het zelf niet arm hadden, hebben we de boom naar Jan van Straaten gebracht. Dat was een weduwnaar met kleine kinderen en hij had het heel erg arm. Er lag een stevige laag ijs, dus de boom werd zo over het ijs gesleept, De man was natuurlijk enorm blij.
Aan Cor Broersen en Agie Veldboer, die naast ons woonden, hebben we ontzettend veel steun gehad en andersom ook. Cor Broersen had bijv. een generator en haalde dan antraciet. Wij kregen hier ook wel een wasmand vol van en daar kon je tenminste enige tijd op stoken.
In de meisjesschool (nu R.K.-basisschool), schuin tegenover ons huis, zaten ook Duitse soldaten maar dit was in een latere periode. Ook misschien in verband met de gaarkeuken zullen ze daar hebben gezeten.
Cor Broersen, Jan Kemper en mijn man hebben nog tijdens een razzia, toen ze naar onderduikers zochten, onder de keukenvloer gelegen.
Deze ruimte was niet hoger dan een halve meter, en hier kon je dus alleen platliggen. We zagen de Duitse militairen in de verte aankomen, met een rotgang tafel en stoelen weg, kleed opzij, luik open en erin. De oorlog bracht constant spanningen, een heel onzekere tijd, de Duitsers konden ook iedere dag voor je neus staan, afschuwelijk.
Maarten, mijn man, was niet echt bang dat hij opgepakt zou worden omdat hij een tuinbouwbedrijf had, maar toch voor alle zekerheid ook maar onder de keukenvloer.
Jan Kemper wilde snel naar Strooper toe gaan, want dat was familie, maar dit redde hij niet meer. Hij moest toen maar bij Maarten en Cor onder de keukenvloer.
Mijn naaimachine heeft ook onder deze vloer gelegen, want ze kwamen ook alle machines in beslag nemen.
In de periode dat mijn dochter Tiny werd geboren, 29 augustus 1940, hadden wij een Duitse generaal in huis. Hij had beslag gelegd op onze slaapkamer. Wij moesten toen in de bedstee slapen. De tas en handschoenen van deze generaal werden gebracht door de korporaal.
’s Avonds gingen ze te drinken op het hoekje, nu café “De Ruif”. Op een morgen had ik Tiny in bad gedaan en vroeg hij of hij haar alstublieft even mocht dragen. Zijn dochtertje was, toen hij van huis wegging, even oud als Tiny op dat moment, maar hij had haar al 3 jaar niet gezien. Het was een vrij grote kerel, toch liepen zijn tranen op dat moment over zijn wangen. Hij kon er ook niets aan doen. Hij had ook maar te doen wat hem opgedragen werd, anders zou hij misschien worden doodgeschoten.
Hij was hier vanwege de inspectie van de kuststrook. Hij verbleef 3 dagen bij ons. De Duitsers waren constant bezig met het inspecteren van de kust. Op de “wurft” hier even verderop hadden de Duitsers allemaal paarden gestald. De paarden die hier in de gemeente in beslag waren genomen, stonden verderop gestald.
De oudere soldaten waren vaak zo slecht nog niet, zij werden ook door de omstandigheden gedwongen. De jongere soldaten waren veel erger, ze waren erg fanatiek. De SD’ers waren ook erg slecht, die hebben hier in huis nog eens gezocht naar fietsen. Een van die SD’ers ging de zolder ook nog op. De zoldervloer was in een zeer slechte staat omdat zich onder de zolder de koeienstal bevond, de vochtige koeiendamp tastte het hout van de zoldervloer aan. Wij hoopten dat hij door de vloer zou zakken maar dat gebeurde natuurlijk niet. De fietsen waren achter verstopt en werden niet gevonden. We hadden een Duitse soldaat in huis die de SD’ers tegen wilde houden, dat lukte hem niet. De SD’ers waren in staat om zo je huis in brand te steken.
Meneer Blankendaal: ik moest wachtlopen Op de Oosterdijk, ook daar waren Duitsers gelegerd. Op een moment dat ik daar wachtliep met Cor Duyvis, werd er door de Duitsers geschoten. We lagen vliegensvlug in de slootkant met zijn tweeën. Achteraf schoten de Duitsers niet op ons, maar op Siemen Bleeker, die daar in de verte, staande in een schuitje, een paal aan het omzagen was. De Duitsers konden niet bij hem komen, daarom zullen ze wel geschoten hebben.
Cor Duyvis had altijd een flesje drank bij zich. Hun gebied waar ze moesten wachtlopen, liep tot de Hoge Brug in het Waarland. Op een keer zijn we bij mensen geweest die een feestje hadden te vieren. Alles was wel verduisterd maar het dakraam hadden ze vergeten. Dit gaf nog een hoop licht dus was het onze taak om die mensen daarop te wijzen. We werden meteen uitgenodigd voor een borrel, wat we natuurlijk niet hebben afgeslagen.
M’n vrouw vond het doodeng om alleen te wezen als ik moest wachtlopen. De Duitsers zagen in het donker echt niet of jij aan het wachtlopen was of dat je iets anders uitspookte. Wachtlopers hadden wel een speciaal pasje gekregen. Als er ’s avonds op de ramen werd geklopt, al waren het geen Duitsers, toch klopte je hart in je keel.
We hadden een beste petroleumlamp en door een kiertje dachten ze buiten al gauw dat we stroom hadden. De huizen werden gecontroleerd, ze kwamen dan aan de deur. Zo gauw als je de deur open had gedaan, duwden ze de deur verder open en renden naar binnen om zo snel mogelijk te kunnen voelen of de lamp nog warm was. ’s Avonds hoefde je de weg niet op te gaan, want dan werd er op je geschoten.
We wisten dat ze bij de buren hiernaast een keer een koe aan het slachten waren. Ze deden dat tussen de kool in de koolschuur om het zo stiekem mogelijk te doen. Wij zagen de Duitsers aankomen en konden niets doen, wat voelden we ons toen machteloos. Gelukkig is het goed afgekomen. Ze hebben er gauw kool overheen gegooid, en zo leek er niets aan de hand. Er werd op deze manier wel eens vaker vlees zwart verkocht. Ook hier hadden de SD’ers de hele boel wel in brand kunnen steken.
We hebben bij de buren, Cor Broersen en Agie Veldboer, bevrijdingsfeest gevierd met zelfgemaakt bier. Dat was een dolle boel.

Tentoonstelling
Vanaf 4 mei is er In Museum Historisch Harenkarspel een tentoonstelling te zien van voorwerpen uit de Tweede Wereldoorlog én van foto’s die in 1945 genomen zijn tijdens de bevrijdingsoptochten in de dorpen van de voormalige gemeente Harenkarspel. De moeite van het bekijken meer dan waard!
Deel dit bericht


