Oorlogsverhaal #5
Deel dit bericht

Herinneringen aan de hongerwinter
Door Har Dekkers
Zoon van Agnes Dekkers—Tesselaar en Jo Dekkers
Met mijn 8 jaar was ik de jongste van de 3 broers die tijdens de oorlog in de hongerwinter 1944-1945 enige tijd verbleven bij onze grootouders in Kalverdijk. Het werd in de stad Utrecht waar wij woonden te gevaarlijk voor ons en wij waren nogal ondernemende mannetjes.
Wij maakten onder andere sigaretten van op straat gevonden peuken om de Duitsers om te kopen en vulden de lege sigarettenkokers met de resterende stukjes tabak van de peuken. Van de voorruiten uit de neergeschoten vliegtuigen maakten wij rood-wit-blauwe ringen. De vliegtuigen lagen opgeslagen in Utrecht waar we woonden. Mijn ouders vonden dat we té gevaarlijk bezig waren en bovendien was er onvoldoende te eten voor ons gezin. Daarom moesten ik met mijn twee oudere broers naar Kalverdijk, waar opa en oma Tesselaar woonden.
Deze foto is waarschijnlijk gemaakt rond 1944. Har is de derde van rechts, daarnaast zijn twee oudere broers.
Vervoer was natuurlijk moeilijk, dus werd onze tante Marie die nog thuis woonde opdracht gegeven om ons op de fiets op te halen. Ik mocht achterop en mijn oudere broers op hun eigen fiets in één dag ongeveer 110 km! Wat een kei van een tante is dat (ze is nog de enige in leven zijnde tante en 100 jaar!). Een van mijn broers was zo moe, dat hij werd afgezet bij tante Geer in Alkmaar en een dag later daar is opgehaald. In Kalverdijk bij opa en oma werden wij ingedeeld voor alle voorkomende werkzaamheden en in Tuitjenhorn gingen wij naar school. Mijn taak bestond uit dagelijks een emmer vol aardappelen te schillen en melk brengen naar de tantes die op het dorp woonden. Over straat vond ik dat lastig, dus nam ik de kano van oom Pé. Dat ging lang goed tot op een zondag, waar zoals gebruikelijk, de familie koffie dronk bij oma en tante Tini (Trien Bos) van oom Cees Tesselaar vertelde “Die lillike jôôn heb allien krôôs brocht”!!!! Dat kwam natuurlijk door het peddelen met een emmer die tussen mijn benen stond. Geen kano meer, dus lopen! Zo werd ik ook eens vanaf de ‘grote breg bekogeld met stenen toen ik daar onderdoor peddelde in de kano, na een bezoekje aan Johannie Smit, dat mocht kennelijk niet van de Kalverdijkers! En die stenen waren niet zo goed voor de ‘ongevraagd ‘ meegenomen kano van ome Jan, die overigens n6g mooier was dan die van oom Pé.
Inmiddels was ik 9 jaar geworden in Kalverdijk. Oma Tesselaar bakte altijd heerlijke ‘platters’ op haar houtkachel in de keuken, die werd gestookt met ‘stroeten’ (zo noemde oma Tesselaar de gedroogde stam tussen de wortel en de koolplant), maar volgens oma smaakten ze op dennenappels gestookt n6g lekkerder! Dus met mijn broers en een handkar lopend naar Schoorl om zakken dennenappels te sprokkelen!! Er was geen stroom, maar oom Siemen Tesselaar was de handige oom, hij hengelde in het donker de elektriciteit, zodat er toch licht was. Langs het huis liepen draden voor de elektriciteit. Oom Siemen had een stok met twee haken en snoer eraan, die legde hij aan op de langste hangende draden en zo hadden wij elektrisch licht. De Duitsers hadden nl. alle huizen afgesloten van elektriciteit
Ook herinner ik me nog dat ik op de voorkant van de Punter mocht zitten, die volgeladen met rode kool binnenvoer op de veiling en met gejuich werden ontvangen! Misschien kwam dat door mijn hoogblonde haren en de blauwe overall!
Aan het einde van de oorlog zwaaiden wij naar de vliegtuigen die pakketten uitgooiden met chocola en andere heerlijkheden, die wij al die jaren zo gemist hadden, wat een feest! Na de bevrijding moesten we weer terug naar Utrecht waar ons gezin weer voltallig het dagelijkse leven oppakten.